[24 Februari 2023] – In het NRC[1] is een analyse te lezen naar aanleiding van het gepresenteerde rapport over de gasenquête. Ferme taal: ‘ tijdperk Rutte’ heeft stelselmatig de ernst van de Groningers genegeerd. De woorden ‘tijdperk Rutte’ en ‘Groningse schade’ zijn beiden onpersoonlijke kwalificaties van tijd en materie. Het geeft nog meer lading aan hoe de betrokkenen rondom deze Gasaffaire de mensen over het hoofd hebben gezien. Letterlijk weggekeken van 200.000 mensen. Van burgers die net als u en ik leven in een vrije democratie. Hoe kan het dan dat deze groep Nederlanders door opeenvolgende kabinetten in een ‘rampzalige situatie’ terecht is gekomen die tot op de dag van vandaag voortduurt?
Terugkerend patroon: communicatiecrisis
Net als bij de Toeslagenaffaire wordt in dit rapport stevige taal gebruikt. Recent promoveerde Van Rooij (2022) op de interne online discussies over de bewuste toeslagencrisis met een sprekende titel ”Crisiscommunicatie of communicatiecrisis”[2]. Daarin refereert Van Rooij aan het gegeven dat rond organisatievraagstukken zichzelf versterkende, negatieve sociale interactiepatronen kunnen ontstaan, doordat betrokkenen de problemen onbedoeld versterken terwijl ze naar oplossingen zoeken.
Om welke zichzelf versterkende negatieve patronen gaat het dan?
Daar waar het bij de Toeslagenaffaire nog ging om een schandaal wat zich voltrok in een beperkt aantal jaren, buiten de openbaarheid, niet op het politiek hoogste niveau, gaat het bij de gaswinning in Groningen om een veel grotere, langdurige combinatie van onkunde, ontregeling en onwil. Volgens de definitie van Joost Kampen[3] duidt dit op een verwaarloosd systeem: met name vanwege het stelselmatig negeren, het gebrek aan sensitieve responsiviteit en het ontbreken van langdurige sturing en begeleiding op dit dossier.
Doof voor signalen van buiten
De onderzoekscommissie beschrijft een openbaar bestuur dat volstrekt naar binnen gekeerd is, overtuigd van het eigen gelijk, doof voor signalen van buiten en voor waarschuwingen van de eigen toezichthouder. Zij houdt de overheid verantwoordelijk voor een ongekend systeemfalen. De taal die de commissie gebruikt om de emotionele kant van het falende systeem in het licht te zetten, is:
Hoe kan het dat een openbaar bestuurder, gekozen door de burgers, zo niet geluisterd heeft naar wat de burgers te vertellen hebben? Welke tegenkrachten hebben het systeem doen falen? Welk paradigma of welk discours heeft het moraal van de bestuurder weggemaakt – en daarmee de mensen achter de Groningse schade?
Een falend systeem (vanuit het harde paradigma) of systeem falen (vanuit het zachte paradigma)
Als er sprake is van systeemfalen dan is een overheid als instituut niet bij machte – ontoereikend – geweest, om tot moreel juiste beslissingen te komen. Niet voor niets komt de parlementaire commissie met de snoeiharde conclusie dat een ‘sorry’ of ‘excuses’ totaal niet meer geloofwaardig zijn. Het gaat om ereschuld, wat zoveel betekent als ‘de schuld die iemand moet vereffenen omdat het anders zijn eer aantast, het is een morele verplichting.’ Uit het onderzoek komt naar voren dat pas op het moment dat andere partijen afdwingen dat er geluisterd moet worden, er schoorvoetend verandering leek te zijn. Het is inmiddels een patroon geworden van de bestuurlijke cultuur van het lange tijdperk Rutte: de regering heeft elke keer opnieuw dwang van de rechter nodig om zich aan haar eigen wetten en beloften te houden.
Geld in de hoofdrol – harde systeembenadering
In de afweging tussen enerzijds het alarm van de aardbevingen en anderzijds de zucht naar geld draaide het zogenaamd steeds om ‘leveringszekerheid’ en niet om wat de Groningers werd aangedaan. Op het moment dat ‘men’ de werkelijkheid misschien even in de ogen durfde te kijken (Wiebes, 2018) en ‘men’ de gebruikelijke riedel leek te doorbreken, werd het gesprek opnieuw door geld bepaald: “de versterkingsoperatie moet teruggedrongen worden om kosten te besparen”.
Dit maakte dat regeling op regeling werd gestapeld, wat uiteindelijk verworden is tot een woud van complexe en onwerkbare noodoplossingen die het probleem vergrootten. Of de problemen zelfs weg leken te maken, waarmee de menselijke maat ook verdween en niet meer voelbaar is. Verdoofd voor de signalen. Zie hier de overeenkomst met het patroon vanuit de Toeslagenaffaire.
Integriteit – zachte systeembenadering
Als we nu niet kijken naar de harde kant (falend systeem) maar naar de zachte kant (het systeemfalen) dan zijn daar altijd mensen bij betrokken. Mensen die iets zeggen, iets doen of bewust niet doen.
Mensen hebben namelijk sterk de neiging om consistent te zijn of op zijn minst de schijn te wekken het te zijn. Ze veranderen daarbij hun opvattingen of gedrag om gebleken dissonantie te verminderen. Cialdini (2007) [4] heeft veel geschreven over de werking van wederkerigheid vanuit het menselijk verlangen om als persoon consistent te blijven. Dat gaat niet vanzelf omdat er een voortdurend intern conflict gaande is in ons als mens, het conflict tussen waarden en gedrag dat tot uiting komt in taal. Het is een bevestiging van mijn overtuiging: Taal doet ertoe. Want in taal spreken zowel het geweten (iemands waardensysteem) als de schuld (als reactie op het gedrag dat niet overeenkomt met de aangehangen waarden).
Dat is de paradox die de parlementaire onderzoekscommissie aanhaalt: herhaling van excuses zijn alleen van waarde als deze in de praktijk tot verbetering leiden. Woorden én daden dus.
Integriteit betekent dat je je als mens op een consistente manier gedraagt vanuit kernwaarden die zichtbaar worden in je gedrag. Het is een doel of verlangen waar we als mens op onvolmaakte wijze naar toe op weg zijn: een doelgericht proces in de richting van naleving van beleden waarden. Het erkennen van die onvolmaaktheid wordt in de wetenschap ‘radicale eerlijkheid’ genoemd. Het is die kunst die je hebt te verstaan om werkelijk onder ogen te zien wie je bent met alle zwaktes, kwetsbaarheid en onvervulde mogelijkheden. Dat is de essentie van integriteit[5].
Het vermogen tot verdragen: de capaciteit om emoties te kunnen hanteren.
Durft de overheid dan integer te kijken naar het eigen aandeel in deze rampzalige situatie? Kan men de ereschuld werkelijk erkennen? Hoe goed is elke betrokken verantwoordelijke in staat om moeilijk te verdragen emoties te hanteren? Of voorkomt men dat liever door de Groninger op afstand te houden?
Vanzelfzwijgendheid
95% van ons gedrag voltrekt zich vanzelf zwijgend: we handelen veelal automatisch, niet al te bewust (Ladan 2010). Alleen terugkijkend kunnen we begrijpen wat we aan het doen zijn door te interpreteren wat we hebben gedaan. Dit is een circulair proces: zonder begin of eind geven we voortdurend betekenis aan wat we doen, ook aan onze tegenstrijdigheden die we liever ‘recht praten’. Karl E. Weick (2001)[6], specialist in de sociale psychologie van het organiseren, ziet organisaties als losjes gekoppelde systemen. Aan de buitenkant zijn dat kunstmatige constructen, aan de binnenkant laat het systeem ons de mens zien. Want de losse koppeling gaat over de wijze waarop opvattingen en gedrag elkaar beïnvloeden. Weick stelt dat niet het systeemontwerp de actor is voor gedrag in organisaties. Het werkelijke gedrag van de mens in die organisatie doet er het meest toe, en daar wordt pas achteraf betekenis aan gegeven.
Dus de te nemen ereschuld is geen gevolg van een falend systeem maar gevolg van systeemfalen en dus een gevolg van het menselijk handelen.
Om emoties te kunnen hanteren, en dus om systeemfalen te kunnen voorkomen, moeten organisatieleden in staat zijn op tijd signalen uit de onderstroom op te merken. Hier komt de sensitieve responsiviteit om de hoek kijken. Uit onderzoek[7] blijkt dat deze vaardigheid om adequaat op signalen van medewerkers te reageren niet vanzelfsprekend aanwezig is bij leidinggevenden. Aansluiten op wat de ander nodig heeft lijkt mij een voorwaarde om emoties van anderen te kunnen hanteren.
Twee begrippen spelen een rol bij het vermogen tot verdragen van emoties:
Ofwel: Heb je als openbaar bestuurders het vermogen om te verdragen wat je te horen krijgt als je oprecht luistert naar de betekenisgeving die de Groningers geven aan de rampzalige situatie waarin die zich bevinden? Kan het openbaar bestuur verdragen dat het door inconsistent te handelen zelf bijdraagt aan systeemfalen met als gevolg een falend systeem?
Van negatieve wederkerigheid naar positieve wederkerigheid.
Tot op de dag van vandaag ondervinden veel Groningers problemen door de gaswinning. Nu is de vraag: gaat er iets veranderen? Groningers boven Gas: de mens boven het geld? De emotionele bankrekening is failliet, maar de bankrekening van de olie- en gaswinningmaatschappijen bij lange na niet. De gaswinning heeft de overheid de afgelopen 60 jaar ook bepaald geen windeieren gelegd. Dit rapport zou een hefboomwerking kunnen hebben bij een mogelijke toenadering tussen de betrokken partijen. De kloof tussen burgers en overheid verkleinen. Vertrouwen in elkaar start bij radicale eerlijkheid, dus geen loze woorden maar taal die ertoe doet en dus ergens toe leidt: Ja zeggen en Ja doen.
Het kabinet hierom laten vallen werkt vertragend. Het is juist nu niet helpend om het zinkende schip te verlaten. Het getuigt mijns inziens van echte erkenning van ereschuld als het openbaar bestuur gaat voor een radicale verantwoordelijkheid op korte termijn. Dat vraagt dus om radicale verandertaal.
Taal doet ertoe: voorbij de behoudtaal via verandertaal naar radicale verbetering
Luister eens naar het eerste deel van de radio-uitzending op NPO 1, vrijdagmiddag 24 februari 2023. In deze uitzending komt ook Rutte zelf aan het woord [10]: (vrij vertaald) “Voor mij persoonlijk is het wel nog te vroeg om inhoudelijk te reageren. Ik denk dat het rapport van de Commissie recht doet aan de Groninger. Het is nu van belang dat het kabinet ook recht doet aan de Groninger”.
Wat mij opvalt is dat Rutte als mens – ‘voor mij persoonlijk’ – niet kan reageren. Vervolgens verwijst hij naar het kabinet, wat ik duid als taal voor een object, zonder enige verwijzing naar de mensen die het kabinet samen vormen. Het persoonlijk (bewuste) geweten laat niet van zich horen, maar er wordt verwezen naar het systeem (onbewuste) geweten. In dat systeemgeweten[11] zou er sprake moeten zijn van drie wetmatigheden: (1) iedereen hoort erbij, dus ook de Groninger; (2) iedereen heeft een plek en neemt vandaar uit zijn verantwoordelijkheid; (3) er is een balans in geven en nemen, terwijl deze emotionele bankrekening bij de Groningers inmiddels is leeggeroofd. Het wordt hoog tijd voor het inlossen van de ereschuld. En hoewel ik Rutte dwingende uitspraken hoor doen die het algemeen belang of de urgentie van de verandering benadrukken, betekenen die uitingen nog niet dat er ook een werkelijke ‘wil’ is om te veranderen. Laat staan dat Rutte zijn vermogen benoemt om vanuit zijn plek in het systeem radicaal te veranderen. Terecht dat er wordt gezegd dat het rapport de Groninger wel de erkenning geeft en dat dat het begin is van de gerechtigheid. Maar de echte gerechtigheid is natuurlijk pas daar als de mensen ook werkelijk geholpen zijn en de ellende voorbij is.
Het moet milder, makkelijker en menselijker.
Als mensen werkelijk willen veranderen spreken zij verandertaal in plaats van behoudtaal. Behoudtaal geeft namelijk meer de ambivalentie aan, of ook wel de eerdergenoemde inconsistentie tussen wat je intern werkelijk van belang vindt en wat je extern gaat doen. Echte verandertaal bevat woorden die expressie geven aan vier aspecten: het willen, het kunnen, een reden hebben en het nodig vinden (WKRN-taal, afkomstig uit Motiverende Gespreksvoering[12]).
Het waarom is duidelijk: Groningers boven Gas
De manier waarop ook: Milder, Makkelijker en Menselijker.
De reden liegt er niet om: Een vernietigend rapport waar genoeg feiten in beschreven worden om het ook echt nodig te vinden.
Dus dan komt het neer op ‘willen’ en ‘kunnen’.
Alle ogen zijn nu gericht op het kabinet, liever gezegd: de ministers, de mensen die samen het kabinet vormen. Dus alle ogen zijn op hen gericht, terwijl hun ogen pas door de komst van Hans Vijlbrief open lijken te gaan. Want door zijn komst worden signalen uit Groningen eindelijk voldoende op waarde geschat. Ik wil geloven dat de wil er is, maar kan deze staatssecretaris voorkomen dat hij in een terugkerend patroon terecht gaat komen? Weet hij voor de zogenaamde hefboomwerking te zorgen?
Luister met andere oren naar de taal die gebruikt wordt om duidelijk te maken wat men werkelijk voor de Groninger zegt te willen gaan doen. Is het taal die ertoe doet? Spreekt daar werkelijk de WIL uit om de Groningers uit deze rampzalige situatie te halen? En is het ferme taal die duidelijk maakt dat het kabinet dat ook werkelijk GAAT doen – op korte termijn? Zo niet, dan bij deze een oproep om zelf als medeburger je plek in te nemen in het systeem, als hefboomwerking de negatieve wederkerigheid om te buigen in positieve wederkerigheid.
[2] Van Rooij, H. (2022) Crisiscommunicatie of communicatiecrisis. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 50-2 (2022) 91-12 | https://doi.org/10.5117/tCW2022.2.003.rooi
[3] https://joostkampen.nl/
[4] Cialdini, R.B. (2007). Influence, The psychology of persuasion. New York, Collins Business.
[5] Vrij vertaald citaat uit Lander & Nelson, 2005, p. 52: ‘The integrity model of existential psychotherapy in working with de ‘difficult patient’” New York: Routledge
[6] Karl E. Weick (2001). Bekend van Sensemaking Organizations
[7] Schuiling, G.J. (2004) De chemie van organisatieverandering. Ervaringen met niet-hiërarchisch gedrag in hiërarchische organisaties.
[8] zie ook verwijzing 9
[9] Twee begrippen afkomstig uit systeempsychodynamisch perspectief (Moeskops, 2014)
[10] https://www.nporadio1.nl/podcasts/nieuwsenco/85464/uitzending-van-24-februari-2023
[11] Zie het werk van Bert Hellinger (1925 – 2019), Duitse psychotherapeut
[12] Miller, W.R. en Rollnick, S. (2018) Motiverende Gespreksvoering: mensen helpen veranderen.